Turken deden vooral het zware werk

Turken deden vooral het zware werk

Een overzicht van het Turkse woonoord “Anadolu” in Waddinxveen dat huisvesting bood aan Turkse gastarbeiders in de gemeente.Beeld anp

“Nederlanders wilden niet meer in een wasserij werken”, zegt Paul Tettero, oud-directeur van Wasserij Eigen Hulp in Den Haag. En dus zocht hij hulp uit Turkije. Net als vele, vele andere bedrijven in de jaren zestig. De ervaringen van werkgevers, hulpverleners en de gastarbeiders zijn gebundeld in het boek ’50 jaar 50 verhalen’.

 

De ondernemers in het boek zijn zeer positief: “Turken verdienen een medaille voor hun bijdrage aan de Nederlandse economie”, stelt Jan Geel, destijds werkzaam bij Philips. “Turken maakten zeventig uur per week, dat deden Hollanders niet”, vertelt Wim Barendse die werkte in de groenteteelt in Poeldijk. Voor hem werden ze onmisbaar.

Het was voornamelijk zwaar werk dat de Turkse werknemers in Nederland kwamen doen. In scheepsschroevenfabriek Lips in Drunen moest het personeel een warm blok uranium onder extreme druk door een matrijs persen. Daarna moest het product op lengte worden gezaagd, afgevoerd en opgeslagen.

Armoede

Toenmalig personeelschef Jan Handgraaf ging in 1964 naar Turkije om mensen te zoeken die dat wilden en konden doen. Handgraaf vertelt in het boek dat vandaag wordt gepresenteerd in het Turks Museum in Den Haag: “De mensen daar waren echt heel arm. Het was niet zo moeilijk om voldoende gegadigden te vinden. De werkloosheid was er dramatisch hoog.”

 

In Nederland lichtte Handgraaf de burgemeester en de pastoor in. “De pastoor heeft in de toen nog volle kerken gepreekt dat er Turkse gastarbeiders zouden komen en dat iedereen vriendelijk tegen hen moest doen.” Omdat Handgraaf niet wilde dat de dorpsmensen de Turken zo armoedig zouden zien, liet hij een kennis met een confectiezaak naar Schiphol komen om de maat van iedereen op te nemen.

Voor iedere arbeider werd een overhemd, een stropdas, een net pak en een regenjas gemaakt. “Voor de speciale prijs van 180 gulden. Dit bedrag werd in zes termijnen op het loon ingehouden. De Turken liepen een paar dagen later keurig gekleed in het dorp.” De gastarbeiders bevielen goed, want na twee weken mocht Handgraaf weer naar Turkije om nog eens twintig Turken op te halen.

Verzuim

Het verhaal van Handgraaf kent veel overeenkomsten met de ervaringen van andere Nederlandse werknemers en ondernemers. Tettero: “Het waren echte harde werkers, altijd bereid om overuren te maken. Vooral met schoonmaken en vuile was sorteren. En ze gaven niet overal commentaar op.”

Beeld Ali Dag kwam met 56 arbeiders naar de Ford-fabriek in 1963.

In de jaren tachtig had Wasserij Eigen Hulp twintig Turkse werknemers in dienst. “Ik heb wel eens discussie met een paar van hen gehad. Niet over de kwaliteit van het werk, maar over het verzuim.” Dat lag te hoog, vond Tettero. Andere ondernemers zeggen moeite te hebben met hun lange zomervakantie. Ze kregen drie weken, maar bleven rustig zes weken weg.

De auteur van ’50 jaar 50 verhalen’, Sahin Yildirim, was blij met de bijdragen van de Nederlandse werkgevers en collega’s. “Hun kant van het verhaal maakt het boek bijzonder.” Het viel hem op dat Nederlanders zo lovend waren over de gastarbeiders. “Ze werden gewaardeerd omdat ze zo gedisciplineerd waren, goed luisterden, hun werk afmaakten, altijd door wilden werken, ook in het weekend.”

Dat ze zo hard werkten, begrijpt Yildirim wel. “Ze hebben lang gedacht dat het maar voor een paar jaar was. Velen hadden zelfs twee banen, die werkten altijd.” Hij vindt het wel jammer dat er helemaal geen aandacht was voor participatie. “Er was een grote taalbarrière. Nu zie je dat met de Polen eigenlijk weer dezelfde fout wordt gemaakt.”

Kameraadschap

Jacques Alter haalde in 1963 voor de Ford fabriek de eerste groep van 56 Turkse werknemers van Schiphol. Het communiceren ging traag, zegt hij. “Maar het was plezierig samenwerken met Turken. Vooral hun kameraadschap was bijzonder. De Turkse werknemers noemden mij altijd ‘arkadas’. Ik wist niet wat dat was. Later ben ik er achter gekomen dat het ‘vriend’ betekent.” Wat Alter frappeerde was dat de Turken op hun knieën gingen zitten toen ze voor de eerste keer de fabriek binnenkwamen. “De tolk vroeg of wij karton hadden waarop de mensen konden bidden. Ik was zelf katholiek opgevoed, maar het op de grond knielen met het hoofd naar de grond gaan was mij helemaal vreemd.” Alter onderhoudt nog altijd contact met Turken. “De verschillende culturen in ons land zijn onze rijkdom.”